
Locus van waarneming in samenhang met wil en intentionaliteit
Van waaruit neem ik waar en handel ik? Vanuit mijn behoefte? Mijn wil? Mijn onbaatzuchtigheid? En onbaatzuchtig dan ten opzichte van wat? Een handelen vanuit de waarneming van eigen behoefte en wil is in ieder geval een locus die we goed kennen. Ik heb honger en ik ga… ik wil carrière maken en ik doe…ik wens mijn kinderen al het goeds en ik….
Een andere ingang voor handelen wordt bijvoorbeeld beschreven door Scharmer in leiden vanuit de toekomst. Het gaat dan om te handelen vanuit een verbinding met een geheel, vanuit een “iets anders” dan wat ik zelf nodig heb of wil. Anders gezegd, vanuit het hier en nu (precence), in de realiteit maak ik een verbinding met de toekomst, neem ik die waar (sensing). “Met presencing verbinden we ons met ons hoogst mogelijke potentieel .. We voelen het zich aftekenende toekomstige veld aan en handelen vanuit de aanwezigheid daarvan. Als we ons verbinden met dat veld van verhoogd bewustzijn volgt onze aandacht een bepaald proces – van verlangzamen, zich openstellen, opnieuw richten en loslaten naar laten komen, uitkristalliseren en het nieuwe belichamen” (p37 ‘Leiden vanuit de toekomst’ Scharmer en Kaufer).
Waarneming als dynamisch signaal van de context en wat ik daaraan kan bijdragen
Als ik de waarnemingen die ik doe koppel aan mijn eigen behoeften, krijgt dat de vorm van wil: ik neem vermoeidheid waar en wil dan gaan slapen. Ik kan deze waarneming ook verruimen door mijzelf de vraag te stellen: welke mogelijke informatie geeft deze waarneming van moeheid over de context? Is de organisatie waarin ik werk moe bijvoorbeeld. Wat ik dan te doen heb is echt iets heel anders, bijvoorbeeld een bijdrage gericht op het tot in (energie) balans komen van de organisatieleden door een activiteit voor te stellen.
Ik vind het begrip “bijdragen” neutraler en preciezer dan “hoogst mogelijke potentieel” zoals in de definitie hierboven passender, omdat het laatste suggereert dat er iets nog niet is, waarnaar je wel zou kunnen reiken. Iets wat beter is dan wat er is, een van-naar beweging. Het past erg in de christelijke en ook neoliberale tradities, het is alleen niet precies genoeg, omdat het in mijn ogen te weinig oog heeft voor de dynamiek van de connectie waarin mijn acties effect hebben op anderen waarmee het hele veld steeds in beweging is, zoals de acties van anderen dat ook doen. Daarmee is het veld nooit stabiel en kun je ook niet redeneren over meer of minder potentieel (dat kan alleen als je statisch kijkt volgens mij). Er is veel meer sprake van een continue opnieuw verbinden of anders gezegd “updaten” van waarneming en connectie. Het is daarmee een proces van continue feedbackloops.

De werking van het handelen gaat via de realiteit voor handen; waarom grote verhalen afleiden
Natuurlijk kunnen we vertellen over armoede en ongelijkheid, alleen een bijdrage daarin ligt niet in het vertellen van die verhalen. Zeggen daar een bijdrage aan te willen leveren opent de weg naar het veld van de archetypen, zoals de archetypische held die de wereld wil redden, misschien wel tegen wil en dank. Ik kan de abstractie “marktwerking in de zorg”, “ongelijkheid tussen rijk en arm” niet abstract beïnvloeden, wel in de concrete presentie ervan, en vanuit de plek waarin ik ben. Als ik kamerlid ben kan ik andere dingen bijdragen dan als zwerver, buschauffeur of kapper.
Enthousiasme, druk, overtuiging zijn verschijnselen van wil die maar op 1 plek is gegrond: mezelf
Er lijkt een bijna onoverkomelijke zelfdynamiek te zijn die maakt dat het verhogen van bewustzijn leidt tot het willen overtuigen van anderen, het willen bereiken van doelen en daarmee het toepassen van druk. Dat is niet de intentie, wel vaak een gevolg. Het lijkt erop dat de geraaktheid door het andere zich vastzet in een sterke wilskracht. Als je namelijk zoals hierboven beschreven heen en weer zou blijven springen tussen zelf en het Andere dan kan wil zich niet vastzetten omdat het doel waar het zich op richt steeds verandert.
“Negatieve emoties” als signaal voor de behoefte aan hernieuwde connectie
In het werken met de toekomst kunnen we stuiten op een aantal ervaringen die we vaak als “negatieve” emoties zien. Ik duid ze als signalen van een behoefte aan het herstellen van connectie of anders gezegd als signalen dat de “wil” zich vastzet. Hieronder kort om welke ervaringen het kan gaan:
Confrontatie met het onzekere
Wat moet ik doen? In het onzekere word ik uitgedaagd tot handelen om de onzekerheid weg te nemen, dan wel het ongemak toe te laten en te ontvangen. Niet doen voelt dan in eerste ongemakkelijk. Deze ongemakkelijkheid is op te heffen door iets te doen, reproductie van wat ik al kan of door “ease” te vinden met deze ongemakkelijkheid. En te gaan onderzoeken. Als ik geen onzekerheid kan verdragen, deze niet “wil” dan ga ik handelen op manieren die me vertrouwd zijn en reproduceer ik daarmee wat al was. Op zich niets mee, maar het is niet in verbinding met het geheel. Het geheel geeft in het onzekere een aanwijzing. Op mijn gemak zijn met de onzekerheid betekent dat ik onzekerheid in mijn grond toelaat en me open tot wat het andere, de toekomst me te bieden heeft.
Confrontatie met het onwetende
In de onwetendheid word ik uitgedaagd, te rationaliseren en te verklaren dan wel te onderzoeken/begrijpen. Als ik de onwetendheid niet kan verdragen produceer ik beelden van wat is om mijn gemak te hervinden (het is weer duidelijk hoe het zit). Onwetendheid is ook te zien als een signaal uit de toekomst die vraagt om een nieuwe connectie en een dieper begrijpen van wat er nu aan de orde is. Dit begrijpen is niet rationeel analytisch maar fenomenologisch-hermeneutisch.
Confrontatie met het onverwachte
In het onverwachte word ik uitgedaagd om bestaande relaties en orde te herstellen dan wel me open te stellen voor wat mij zoekt. Het verlangen is gericht op de ander om hierin iets te ontvangen dat voor mezelf belangrijk is (genegenheid, bescherming, liefde). De uiterste vorm van verwachtingen zijn archetypen (zoals de held, de moeder), waardoor het bijna onmogelijk is om ons te gedragen buiten de vooraf gedefinieerde verwachtingen die we van elkaar hebben. Om ons op het onverwachte voor te bereiden, moeten we bereid zijn een situatie binnen te gaan zonder wil, schaamte of conditie en openstaan om te worden beïnvloed door wat de situatie ons ook brengt, en dienovereenkomstig te handelen. Hoewel het eenvoudig klinkt, maken onze culturele waarden het moeilijk om open te staan voor het onverwachte. Het vraagt erom gemak te vinden in het feit dat in deze situaties kwetsbaarheid, gevoeligheid en emotionaliteit de realiteit zijn.
Confrontatie met het onbenaderbare
In het onbenaderbare word ik uitgedaagd om zingeving te maken, dan wel betekenis te ontvangen. Er zijn situaties, gebeurtenissen die letterlijk “no sense” geven. We hebben geleerd door geloof magie en rituelen het hoofd te bieden aan de wereld waarmee we geen verbinding kunnen krijgen en waar we geen grip op hebben.
Om ons op het onbenaderbare voor te bereiden, moeten we ons inhouden en de existentiële angsten als realiteit accepteren in plaats van deze angsten te zien als een probleem dat moet worden opgelost. Deze houding ten opzichte van het onbenaderbare opent de weg om de schoonheid van dingen te zien en zorg te hebben voor het geheel door bij te dragen aan het leven naar de essentie ervan. Het vereist een paraatheid waarin de spanning tussen de meest uitersten van het zijn (bestaan en niet-bestaan, individualiteit en collectiviteit) wordt geaccepteerd in zijn dualiteit. Het accepteert “wat is” in het zijn zonder de behoefte te voelen om het te beheersen, het maakt geen keuze voor een van de uitersten.
De werking van stilte
Mij is gevraagd: wat doet stilte eigenlijk, wat is de werking als ik stil ben. En wat is het dat dat door anderen gevoeld wordt als bevorderend voor het werken en samen zijn van de groep. Ik zie het zo: in deze stilte kunnen het onzekere, onwetende, onverwachte en onbenaderbare hun werk doen in het heen en weer pendelen tussen ik en het andere en wordt daarmee ruimte gemaakt om een connectie met de toekomst te maken.
In de stilte vindt geen oordeel plaats en wordt er ruimte gemaakt door die ruimte letterlijk niet te bezetten met beelden, moeten en willen.
Er wordt geen druk gezet en daardoor kan ease ontstaan. In stilte kun je je eigen energiebalans gewaarworden en daar actie opnemen als het nodig is. Ook realiseren wat de effecten zijn van niet verwerkte waarneming. Deze verwerken en daarmee het eigen systeem weer schoon maken zodat het weer zuiver kan intunen
Stilte laten is een gebaar van vertrouwen en biedt ruimte tot contact met het zijn van jezelf en het andere. Het andere krijgt ruimte om te verschijnen.
De tijd wordt letterlijk stilgezet omdat oorzaak-gevolg ketens, probleem-oplossing, ordening wordt uitgezet en ervaring aangezet.
Stilte maakt wakker.
Stilte is een vorm voor intentionaliteit die bij mij past. Het richt de waarneming op de context en laat ruimte en tijd aan het Andere om te zijn en het daarin het leren kennen
Intentionaliteit als wilskracht zonder druk
In de intentionaliteit schuilt aandacht en gerichtheid op het andere. Gek gezegd: het “wil” ruimte geven, maar dan zonder druk uit te oefenen. Daarmee is het ’t willen voorbij en hierin kan dan verschijnen wat aan de orde is. Levinas noemt dit de Ander en wij noemen het “de toekomst”. Vanuit dit verschijnen kan dan duidelijk worden wat ik eraan kan bijdragen. Voor mij is de vorm van intentionaliteit vaak de stilte, eerlijk gezegd weet ik niet goed welke andere vormen het ook zou kunnen hebben.