Max Ernst - Interrogation (What kind of bird are you?)

Locus van waarneming in samenhang met wil en intentionaliteit

door Frank Bosboom | mrt 31, 2022 | Geen onderdeel van een categorie

Van waaruit neem ik waar en han­del ik? Vanuit mijn behoefte? Mijn wil? Mijn onbaatzuchtigheid? En onbaatzuchtig dan ten opzichte van wat? Een han­de­len vanuit de waarne­m­ing van eigen behoefte en wil is in ieder geval een locus die we goed ken­nen. Ik heb honger en ik ga… ik wil car­rière maken en ik doe…ik wens mijn kinderen al het goeds en ik….

Een andere ingang voor han­de­len wordt bijvoor­beeld beschreven door Scharmer in lei­den vanuit de toekomst. Het gaat dan om te han­de­len vanuit een verbind­ing met een geheel, vanuit een “iets anders” dan wat ik zelf nodig heb of wil. Anders gezegd, vanuit het hier en nu (pre­cence), in de realiteit maak ik een verbind­ing met de toekomst, neem ik die waar (sens­ing).  “Met pres­enc­ing verbinden we ons met ons hoogst mogelijke poten­tieel .. We voe­len het zich afteke­nende toekom­stige veld aan en han­de­len vanuit de aan­wezigheid daar­van. Als we ons verbinden met dat veld van ver­hoogd bewustz­ijn volgt onze aan­dacht een bepaald pro­ces – van ver­langza­men, zich open­stellen, opnieuw richten en loslaten naar laten komen, uitkristallis­eren en het nieuwe belichamen” (p37 ‘Lei­den vanuit de toekomst’ Scharmer en Kaufer).

Waarneming als dynamisch signaal van de context en wat ik daaraan kan bijdragen

Als ik de waarne­min­gen die ik doe kop­pel aan mijn eigen behoeften, kri­jgt dat de vorm van wil: ik neem ver­moei­d­heid waar en wil dan gaan slapen. Ik kan deze waarne­m­ing ook ver­ruimen door mijzelf de vraag te stellen: welke mogelijke infor­matie geeft deze waarne­m­ing van moe­heid over de con­text? Is de organ­isatie waarin ik werk moe bijvoor­beeld. Wat ik dan te doen heb is echt iets heel anders, bijvoor­beeld een bij­drage gericht op het tot in (energie) bal­ans komen van de organ­isatiele­den door een activiteit voor te stellen.

Ik vind het begrip “bij­dra­gen” neu­traler en pre­ciezer dan “hoogst mogelijke poten­tieel” zoals in de defin­i­tie hier­boven passender, omdat het laat­ste sug­gereert dat er iets nog niet is, waar­naar je wel zou kun­nen reiken. Iets wat beter is dan wat er is, een van-naar beweg­ing. Het past erg in de chris­telijke en ook neolib­erale tra­di­ties, het is alleen niet pre­cies genoeg, omdat het in mijn ogen te weinig oog heeft voor de dynamiek van de con­nec­tie waarin mijn acties effect hebben op anderen waarmee het hele veld steeds in beweg­ing is, zoals de acties van anderen dat ook doen. Daarmee is het veld nooit sta­biel en kun je ook niet redeneren over meer of min­der poten­tieel (dat kan alleen als je sta­tisch kijkt vol­gens mij). Er is veel meer sprake van een con­tinue opnieuw verbinden of anders gezegd “updaten” van waarne­m­ing en con­nec­tie. Het is daarmee een pro­ces van con­tinue feedbackloops.

Infographic about me and context

De werking van het handelen gaat via de realiteit voor handen; waarom grote verhalen afleiden

Natu­urlijk kun­nen we vertellen over armoede en ongelijkheid, alleen een bij­drage daarin ligt niet in het vertellen van die ver­halen.  Zeggen daar een bij­drage aan te willen lev­eren opent de weg naar het veld van de arche­typen, zoals de arche­typ­is­che held die de wereld wil red­den, miss­chien wel tegen wil en dank. Ik kan de abstrac­tie “mark­twerk­ing in de zorg”, “ongelijkheid tussen rijk en arm” niet abstract beïn­vloe­den, wel in de con­crete pre­sen­tie ervan, en vanuit de plek waarin ik ben. Als ik kamer­lid ben kan ik andere din­gen bij­dra­gen dan als zwerver, buschauf­feur of kapper. 

Enthousiasme, druk, overtuiging zijn verschijnselen van wil die maar op 1 plek is gegrond: mezelf

Er lijkt een bijna onoverkomelijke zelf­dy­namiek te zijn die maakt dat het ver­hogen van bewustz­ijn leidt tot het willen over­tu­igen van anderen, het willen bereiken van doe­len en daarmee het toepassen van druk. Dat is niet de inten­tie, wel vaak een gevolg. Het lijkt erop dat de ger­aak­theid door het andere zich vastzet in een sterke wilskracht. Als je namelijk zoals hier­boven beschreven heen en weer zou bli­jven sprin­gen tussen zelf en het Andere dan kan wil zich niet vastzetten omdat het doel waar het zich op richt steeds verandert.

“Negatieve emoties” als signaal voor de behoefte aan hernieuwde connectie

In het werken met de toekomst kun­nen we stu­iten op een aan­tal ervarin­gen die we vaak als “negatieve” emoties zien. Ik duid ze als sig­nalen van een behoefte aan het her­stellen van con­nec­tie of anders gezegd als sig­nalen dat de “wil” zich vastzet. Hieron­der kort om welke ervarin­gen het kan gaan:

Confrontatie met het onzekere

Wat moet ik doen? In het onzekere word ik uitgedaagd tot han­de­len om de onzek­er­heid weg te nemen, dan wel het onge­mak toe te laten en te ont­van­gen. Niet doen voelt dan in eerste onge­makke­lijk. Deze onge­makke­lijkheid is op te hef­fen door iets te doen, repro­duc­tie van wat ik al kan of door “ease” te vin­den met deze onge­makke­lijkheid. En te gaan onder­zoeken. Als ik geen onzek­er­heid kan ver­dra­gen, deze niet “wil” dan ga ik han­de­len op manieren die me vertrouwd zijn en repro­duceer ik daarmee wat al was. Op zich niets mee, maar het is niet in verbind­ing met het geheel. Het geheel geeft in het onzekere een aan­wi­jz­ing. Op mijn gemak zijn met de onzek­er­heid betekent dat ik onzek­er­heid in mijn grond toe­laat en me open tot wat het andere, de toekomst me te bieden heeft. 

Confrontatie met het onwetende

In de onwe­tend­heid word ik uitgedaagd, te ratio­nalis­eren en te verk­laren dan wel te onderzoeken/begrijpen. Als ik de onwe­tend­heid niet kan ver­dra­gen pro­duceer ik beelden van wat is om mijn gemak te hervin­den (het is weer duidelijk hoe het zit). Onwe­tend­heid is ook te zien als een sig­naal uit de toekomst die vraagt om een nieuwe con­nec­tie en een dieper begri­jpen van wat er nu aan de orde is. Dit begri­jpen is niet ration­eel ana­lytisch maar fenomenologisch-hermeneutisch.

Confrontatie met het onverwachte

In het onverwachte word ik uitgedaagd om bestaande relaties en orde te her­stellen dan wel me open te stellen voor wat mij zoekt. Het ver­lan­gen is gericht op de ander om hierin iets te ont­van­gen dat voor mezelf belan­grijk is (gene­gen­heid, bescherming, liefde). De uiter­ste vorm van verwachtin­gen zijn arche­typen (zoals de held, de moeder), waar­door het bijna onmo­gelijk is om ons te gedra­gen buiten de vooraf gedefinieerde verwachtin­gen die we van elkaar hebben. Om ons op het onverwachte voor te berei­den, moeten we bereid zijn een sit­u­atie bin­nen te gaan zon­der wil, schaamte of con­di­tie en open­staan ​​om te wor­den beïn­vloed door wat de sit­u­atie ons ook brengt, en dien­overeenkom­stig te han­de­len. Hoewel het een­voudig klinkt, maken onze cul­turele waar­den het moeil­ijk om open te staan ​​voor het onverwachte. Het vraagt ​​erom gemak te vin­den in het feit dat in deze sit­u­aties kwets­baarheid, gevoe­ligheid en emo­tion­aliteit de realiteit zijn.

Confrontatie met het onbenaderbare

In het onbe­nader­bare word ik uitgedaagd om zingev­ing te maken, dan wel beteke­nis te ont­van­gen. Er zijn sit­u­aties, gebeurtenis­sen die let­ter­lijk “no sense” geven. We hebben geleerd door geloof magie en rit­ue­len het hoofd te bieden aan de wereld waarmee we geen verbind­ing kun­nen kri­j­gen en waar we geen grip op hebben. 

Om ons op het onbe­nader­bare voor te berei­den, moeten we ons inhouden en de exis­ten­tiële ang­sten als realiteit accepteren in plaats van deze ang­sten te zien als een prob­leem dat moet wor­den opgelost. Deze houd­ing ten opzichte van het onbe­nader­bare opent de weg om de schoonheid van din­gen te zien en zorg te hebben voor het geheel door bij te dra­gen aan het leven naar de essen­tie ervan. Het vereist een paraatheid waarin de span­ning tussen de meest uiter­sten van het zijn (bestaan ​​en niet-bestaan, indi­vid­u­aliteit en col­lec­tiviteit) wordt geac­cepteerd in zijn dualiteit. Het accepteert “wat is” in het zijn zon­der de behoefte te voe­len om het te beheersen, het maakt geen keuze voor een van de uitersten.

De werking van stilte

Mij is gevraagd: wat doet stilte eigen­lijk, wat is de werk­ing als ik stil ben. En wat is het dat dat door anderen gevoeld wordt als bevorderend voor het werken en samen zijn van de groep. Ik zie het zo: in deze stilte kun­nen het onzekere, onwe­tende, onverwachte en onbe­nader­bare hun werk doen in het heen en weer pen­de­len tussen ik en het andere en wordt daarmee ruimte gemaakt om een con­nec­tie met de toekomst te maken.

In de stilte vindt geen oordeel plaats en wordt er ruimte gemaakt door die ruimte let­ter­lijk niet te bezetten met beelden, moeten en willen.

Er wordt geen druk gezet en daar­door kan ease ontstaan. In stilte kun je je eigen energiebal­ans gewaar­wor­den en daar actie opne­men als het nodig is. Ook realis­eren wat de effecten zijn van niet ver­w­erkte waarne­m­ing. Deze ver­w­erken en daarmee het eigen sys­teem weer schoon maken zodat het weer zuiver kan intunen

Stilte laten is een gebaar van vertrouwen en biedt ruimte tot con­tact met het zijn van jezelf en het andere. Het andere kri­jgt ruimte om te verschijnen.

De tijd wordt let­ter­lijk stil­gezet omdat oorzaak-gevolg ketens, prob­leem-oploss­ing, orden­ing wordt uit­gezet en ervar­ing aangezet.

Stilte maakt wakker.

Stilte is een vorm voor inten­tion­aliteit die bij mij past. Het richt de waarne­m­ing op de con­text en laat ruimte en tijd aan het Andere om te zijn en het daarin het leren kennen

Intentionaliteit als wilskracht zonder druk

In de inten­tion­aliteit schuilt aan­dacht en gerichtheid op het andere. Gek gezegd: het “wil” ruimte geven, maar dan zon­der druk uit te oefe­nen. Daarmee is het ’t willen voor­bij en hierin kan dan ver­schi­j­nen wat aan de orde is. Lev­inas noemt dit de Ander en wij noe­men het “de toekomst”.  Vanuit dit ver­schi­j­nen kan dan duidelijk wor­den wat ik eraan kan bij­dra­gen. Voor mij is de vorm van inten­tion­aliteit vaak de stilte, eerlijk gezegd weet ik niet goed welke andere vor­men het ook zou kun­nen hebben.