De koloniserende aard van de wil
De koloniserende aard van de wil; handvatten voor wezenlijke connectie
We gebruiken “willen” veelvuldig in onze taal. En vaak met weinig precisie, want wat wordt er eigenlijk gezegd in de uitdrukking “ik wil….” En werkt het ook? Wat is de werking ervan?
Verschillende soorten begrip van “de wil”
In de filosofische traditie is de wil op een aantal momenten gethematiseerd. O.a. bij Hobbes wordt de vrije wil gedefinieerd als het vermogen van rationeel handelende personen om controle uit te oefenen over eigen daden en beslissingen. “ik wil theezetten” is hier een voorbeeld van. Theezetten is een overzichtelijk, geordende handeling waarvoor ik kan kiezen om die handelingen te gaan verrichten en het eindresultaat is dan thee. Andere voorbeelden zijn al een stuk complexer omdat het vragen oproept als: wil de ander dat dan ook (ik wil dat je je huiswerk maakt), of hoe doe je dat dan (ik wil voetballer worden).
In het voorbeeld van het huiswerk maken richt het willen zich op het bewegen van de ander. Opeens komen er intenties en werkelijkheidsdefinities in het spel (vind de ander ook belangrijk wat ik belangrijk vind, en wat ik goed huiswerk maken vind, vindt de ander dat ook). In de filosofie van o.a. Levinas en Heidegger wordt door de introductie van “het andere” en “het zijn” een wereld geïntroduceerd die voorbij het particuliere van het “ik” gaat. Dat wat ik wil kan zich gronden in mij (en is dan verbonden met het rationele, het controle willen nemen) of in een gebaar, een lichten vanuit het andere of het zijn. In deze laatste beschrijving is de wil daarmee niet langer meer particulier (rationeel handelende personen) maar komt tot stand in connectie met een groter geheel. Ik en zij of ik en het worden daarin opgeheven of vallen samen. In het kader van deze verzameling blogs benoemen we deze connectie met het “andere” of het “zijn” als de connectie met de toekomst.
Een ordening van de wil
Het is belangrijk de richting van het “willen” goed te begrijpen om van daaruit zijn aard en zijn intentie te begrijpen en helder te krijgen in welk veld het effectief kan zijn (en in welk ook niet).
De wil in het handelen
In het handelen laat de wil zich zien als activiteit. Het staat daarmee in relatie tot het hier en nu: ik neem een concrete situatie waar, een concrete vraag of behoefte en daar handel ik naar. Ik heb honger, wil eten en smeer een boterham, ik zie brand, wil me in veiligheid brengen en weg, ik wil mijn huis op orde en hang een kast op waarin ik mijn spullen kan opruimen.
De wil in het weten
In het weten laat de wil zich zien als controle en macht. Het geeft betekenis door ordening en die ordening wordt bepalend voor de ander. Als ik de wereld verklaar door te stellen dat God bestaat, dan is iedereen die daar niet in mee gaat of een zondaar of een gek (en zij die daarin wel meegaan een broeder).
De wil in het verlangen
In het verlangen laat de wil zich zien in het relationele. De wil richt zich op datgene waarnaar het verlangt: de liefde, de aandacht van de ander bijvoorbeeld. Van de ander wordt een beeld gemaakt dat kan voorzien in het verlangen. Op deze wijze ordent de wil in het verlangen en reduceert ook.
In het handelen, het weten en het verlangen zou je de wil individueel kunnen noemen. De intentie start vanuit het zelf en gaat van daaruit een verbinding aan met de wereld en zet die wereld daarmee (hoe klein ook) naar zijn hand.
De wil in de geraaktheid
In de geraaktheid lijkt de richting van de intentie te veranderen. Het is niet het individuele dat wil, maar het individuele dat vanuit het geheel wordt aangesproken en van daaruit werkt. Eigenlijk is het dan ook raar om in strikte zin van “wil” te spreken, omdat het meer gaat om aangesproken worden. In dit aanspreken wordt iets duidelijk dat dan vervolgens het individuele handelen, weten en verlangen aanzet. De lijn tussen willen en niet-willen is dan heel dun. Bijvoorbeeld de kunstenaar die na het geraakt worden door een essentie overgaat tot schilderen kan zowel willen als niet-willen; loopt de energie vanuit de geraaktheid naar het kunstwerk of komt het kunstwerk op zich centraal te staan? De wil wordt opnieuw “bezitterig” als deze geraaktheid de vorm krijgt van verklaringen als “god” , “de waarheid” of “de Kunst” met grote K en de energie van daaruit gestuurd wordt.
Op de grens van de individuele wil
De vier vormen van wil die ik hierboven heb beschreven zijn naar ik vermoed, ons bekend, en ze zijn ook heel helpend in het grip krijgen op ons dagelijks leven. Tegelijkertijd helpt de wil in sommige gevallen ook niet.
Mijn eigen ervaring is dat ik geen wezenlijke bijdrage aan de wereld kan leveren vanuit dit individuele willen, omdat het bestaande, het al bekende wordt gereproduceerd. Als dat de bedoeling is, dan is willen heel effectief, maar er zijn ook situaties waarin iets anders nodig is. Het is als de parabel van de olifant die in het donker wordt gevoeld: het is een slang, het is een muur, het is een boom…. Wil is dan niet meer een bruikbaar concept omdat “de wereld” te groot is om te vatten. Maar wat dan wel? De aanwijzing zit eigenlijk in hetgeen letterlijk voor de hand ligt, namelijk het serieus nemen van de waarneming dat het onduidelijk is wat ik waarneem, in plaats van proberen te verklaren wat het is (zoals in het voorbeeld van de olifant). Aan de vier hierboven vormen van wil voeg ik een waarneming toe die een aanwijzing geeft dat de wil op zijn grenzen stuit en er iets anders gevraagd is.
De wil in het handelen stuit op het onzekere
Een manier om met onzekerheid om te gaan, is door iets te gaan doen, praktische oplossingen te kiezen. Onzekerheid wordt als onprettig ervaren en niet praktisch en handelen is dan erg belonend.
Op ons gemak zijn met de onzekerheid betekent dat we ons op ons gemak voelen met wat de toekomst ons te bieden heeft, als we ons met haar verbinden. Of het praktisch, mooi, pure onzin is of het inzicht van de eeuw, we weten het pas zeker als we het gaan verkennen. Op mijn gemak zijn met onzekerheid betekent dat ik het niet erg vind dat het niet zeker is, dat er geen zekerheid is en dat ik het niet indeel in een categorie. Ik ontmoet wat ik waarneem zonder oordeel, stel het handelen uit of ga proberen, zonder heel specifiek en doelgericht te zijn.
De wil in het weten stuit op het onbegrijpelijke
Organiseren, structureren zijn manieren om de controle te nemen en het niet weten te vermijden. Als je de toekomst probeert voor te stellen vanuit het weten dan zal het zelfbevestigende beelden opleveren om je overtuigingen te rechtvaardigen en zelfs te versterken. Overtuigingen zijn gebaseerd op wat je al weet en onder de knie hebt, het is het leren uit het verleden dat heeft geleid tot hoe je de dingen nu doet. Het heeft geen zicht op de toekomst, het kan alleen een langdurig verleden-nu voortbrengen. Niet weten hoe is essentieel om tot nieuwe wegen te kunnen komen, letterlijk buiten bestaande beelden te komen.
Als je stopt met organiseren, ervaar je dat zaken zichzelf organiseren, daar is vaak geen structuur van buitenaf voor nodig. Als ik mijn sleutels zoek waar ik denk dat ik ze heb gelegd, zal ik ze niet vinden. Als ik ruimdenkend zoek, zal ik ze vinden. Leren vanuit de toekomst werkt in dit geval door onbevreesd te zijn in het niet kennen en door hermeneutisch onderzoek te gebruiken.
De wil in het verlangen stuit op het onverwachte
Het verlangen is gericht op de ander om hierin iets te ontvangen dat voor mezelf belangrijk is (genegenheid, bescherming, liefde). De uiterste vorm van verwachtingen zijn archetypen (zoals de held, de moeder), waardoor het bijna onmogelijk is om ons te gedragen buiten de vooraf gedefinieerde verwachtingen die we van elkaar hebben.
Om ons op het onverwachte voor te bereiden, moeten we bereid zijn een situatie binnen te gaan zonder wil, schaamte of conditie en openstaan om te worden beïnvloed door wat de situatie ons ook brengt, en dienovereenkomstig te handelen. Hoewel het eenvoudig klinkt, maken onze culturele waarden het moeilijk om open te staan voor het onverwachte. Het vraagt erom gemak te vinden in het feit dat in deze situaties kwetsbaarheid, gevoeligheid en emotionaliteit de realiteit zijn.
De wil in de geraaktheid stuit op het onbenaderbare
Er zijn situaties, gebeurtenissen die letterlijk “no sense” geven. We hebben geleerd om door geloof magie en rituelen om het hoofd te bieden aan de wereld waarmee we geen verbinding kunnen krijgen en waar we geen grip op hebben.
Om ons op het onbenaderbare voor te bereiden, moeten we ons inhouden en de existentiële angsten als realiteit accepteren in plaats van deze angsten te zien als een probleem dat moet worden opgelost. Deze houding ten opzichte van het onbenaderbare opent de weg om de schoonheid van dingen te zien en zorg te hebben voor het geheel door bij te dragen aan het leven naar de essentie ervan. Het vereist een paraatheid waarin de spanning tussen de meest uitersten van het zijn (bestaan en niet-bestaan, individualiteit en collectiviteit) wordt geaccepteerd in zijn dualiteit. Het accepteert “wat is” in het zijn zonder de behoefte te voelen om het te beheersen, het maakt geen keuze voor een van de uitersten.
Anders gezegd: De wil leidt af
Als ik in een organisatie heel graag een doel wil bereiken dan wend ik macht aan om anderen zich hieraan te laten conformeren, mijn bewustzijn is dan niet gericht op wat is, maar op wat zou moeten zijn. Als ik wil dat mijn partner van mij houdt, dan kijk ik niet naar iets wat is, maar eis ik iets dat zou moeten zijn. Het zijn twee eenvoudige voorbeelden van hoe onze “wil” niet helpt als je de realiteit werkelijk probeert te zien. De wil fungeert als een verstorend, vervormend filter. Het is een instrument van controle, van mach. Bruikbaar, als je het toepast in het juiste veld. Het veld van reproduceren, herhalen van wat we al weten of kunnen. De hierboven beschreven gewaarwordingen van het onzekere, het onbegrijpelijke, het overwachte en het onbenaderbare, kun je niet benaderen met de wil. De wil leidt dan af of anders gezegd, terug naar wat we al weten in plaats van dat we gaan onderzoeken.
Voorbij de wil, in de connectie
Laten we oefenen aan de hand van een voorbeeld om de werking voorbij de wil iets helderder voor de geest te brengen. Neem een organisatie voor het basisonderwijs. De docenten nemen waar dat er voor een aanzienlijk deel van de leerlingen kansen ongelijkheid is: ze komen zonder ontbijt op school, ze leren minder makkelijk, ze stromen structureel lager uit dan andere leerlingen. Zij zetten allerlei instrumenten in om iets aan die kansenongelijkheid te doen: leraren gaan op training, er worden bijlessen gegeven, een gezond eten programma wordt gestart. Het verandert weinig aan de cijfers van uitstroom. Je zou kunnen zeggen dat de maatregelen die ze nemen gebaseerd zijn op de waarneming van uitstroomcijfers en vervolgens omgezet worden naar op hun wil (geen achterstanden meer) actie. Dit is op zich een goede intentie en er is helder over nagedacht. Naast alles wat de docenten doen, wat zou hier een andere beweging kunnen zijn? In ieder geval laten deze docenten een geraaktheid zien door de achterstelling en ze zetten dat om in handelen. Er wordt een programma gemaakt. Als ik vraag of ze de gelegenheid hebben genomen om met de kinderen en de ouders te praten dan verzuchten ze: af en toe, maar daar hebben we te weinig tijd voor. En hier zou mogelijk wel een alternatieve route liggen. In plaats van een algemene oplossing (een programma) een individuele benadering die per gezin en situatie kijkt wat er is en ouders vraagt wat speelt en wat zou kunnen helpen.
De tegenwerping is al snel: ouders kunnen niet, ouders willen niet, of dat kost te veel tijd…. Wat als we deze waarnemingen nu eens als informatie zouden zien in plaats van erom heen te organiseren. In plaats van ze te zien als verstoring die we “weg willen organiseren” als datgene waarmee we te werken hebben? Door in de connectie te gaan staan en deze signalen serieus te nemen en ermee te werken, wat zou dat dan brengen? Bijvoorbeeld niets doen. Of bijvoorbeeld werken aan de verbetering van de situatie van een ouder (niet alle ouders) als blijkt dat daar een vraagstuk zit (een betekenisvolle bijdrage kunnen leveren, die wordt doorgegeven aan de kinderen).
De dans met het zijn
Mogelijk dat dit korte voorbeeld onbevredigend voelt. Dat kan ik me goed voorstellen. Want wat moet ik nu doen, kan het niet duidelijker? En heeft dat wel zin? Toch wordt in dit voorbeeld volgens mij duidelijk dat het handelen eigenlijk heel concreet kan zijn en tegelijkertijd maar beperkt zoden aan de dijk zet. Beide zijn aan de orde. Dat gevoel van concreetheid en ongemak zou ik de dans met het zijn willen noemen omdat het iets heeft van “ik heb het, ik ben er” en “ik heb het niet, het ontsnapt me”.
In het moment van “ik heb het” is er een begrijpen van de situatie, is er handelingsmogelijkheid voor handen. In het moment erna de waarneming dat dat niet alles gaat oplossen. En volgens mij gaat het ook om beide.
Het geweld in het vasthouden aan de representatie; gestolde wil
In het “ik heb het” schuilt wat mij betreft de tragiek van het mens-zijn. We zijn er zo ontzettend goed in en zijn er tegelijkertijd in verstrikt. Als ik namelijk het “ik heb het” te serieus ga nemen dan ga ik geloven dat ik begrepen heb wat nodig is, dan maak ik een programma voor kansengelijkheid. En gaandeweg worden kaders feiten, worden regels orders worden wetten dwangbuizen en wordt orde repressie. De lijnen zijn maar al te dun en dat is ook al door velen beschreven (o.a. Hannah Arendt). In de taal van dit paper zou je kunnen zeggen dat de wil zich stolt en vastzet, onwrikbaar wordt. We zijn gaan geloven wat we proberen te vatten. De bevrijdende beweging hierin lijkt mij dat we fundamenteel erkennen dat vat krijgen op nodig is en tegelijkertijd niet lukt. Allebei. En dat we ons in die vaardigheid trainen.
Een didactiek voor de dans met het zijn
Voor mij is in ieder geval duidelijk, dat we slecht getraind zijn in het “niet-willen”, in het omgaan met handelen vanuit de connectie. Het gekke is: we doen dat dagdagelijks, alleen ons bewustzijn lijkt er beperkt op gericht.
Uit de beschrijvingen tot dusver haal ik een aantal aanwijzingen op welke wijze de wil effectief is aan te wenden en waar ook niet. Het leren omgaan op deze grens zou er als volgt uit kunnen zien
- Er is een gebeurtenis
- De gebeurtenis doet een appèl op mij als persoon om erin te handelen, het weten te gebruiken etc
- Wordt dit appèl bewust en stel jezelf de vraag: is hier een herhaling gepast van wat we al eerder deden, wat we al weten etc of is er iets anders nodig? Ervaar ik het onzekere, het onbegrijpelijke, het onverwachte of het onbenaderbare
- Als dat het geval is, roep je wil tot de orde en geef letterlijk ruimte voor ontdekking voor onderzoek: laat de gebeurtenis en neem het ongemak en weest gerust over “het onzekere”, “het onverwachte”, “het onbegrijpelijke” en “het onbenaderbare” door het te laten voor wat het is en je er innerlijk niet mee te laten belasten. Stuur er niet vanaf sturen maar laat je wakkerheid erdoor aanwakkeren
- En vervolgens, volg de situatie en volg de impulsen die de situatie je geeft
- Tussentijds zal je korte momenten hebben van handelen, van weten, van geraakt zijn; wees je daarvan bewust, laat ze toe en tegelijkertijd train je in een wakkerheid die ervoor waakt dat je erin vast komt te zitten, gaat geloven dat je “de oplossing”, de “aanpak” of “de methode” hebt (vandaar ook dat de oorspronkelijke titel voor dit stuk was: het stuk dat niet geschreven moet worden, want voor je weet is dit een methode geworden voor alles).
Het vraagt een wakkerheid of “prepardness’ om dit in het dagelijks leven te kunnen doen. Ik noem dat het constant werken aan de hygiëne van de waarneming. Ik bedoel daarmee dat de waarneming onbelast, zonder druk zijn werking kan hebben. Op een andere manier gezegd: het lijf is “leeg” om de signalen onbevangen te ontvangen en te verwerken. Eerlijk gezegd weet ik niet zo goed hoe dat werkt. Ik kan wel aangeven wat ik doe: als informatie me “bezet” laat ik het bewust even, werk ik er niet mee. Ik geef het even de tijd door iets anders te gaan doen, bijvoorbeeld wandelen, muziek luisteren of “hangen”. Ik ervaar op een gegeven moment dan een rust van waaruit ik letterlijk zonder moeite kan werken met wat ik gewaar ben geworden.